Al sinds de mens op Aarde rondloopt, zoekt het actief naar manieren om zich te verwarmen. Meer dan een miljoen jaar geleden met een open vuur, vandaag met moderne warmtepompen. En wie weet welke verwarminssystemen er nog zitten aan te komen? In dit artikel bekijken we de geschiedenis van de verwarming.

Beginnen doen we bij onze harige voorouders: de Neanderthalers. Bijna 2 000 000 jaar geleden liepen er al mensen rond op deze Aarde. Ook zij konden al eens genieten van een gezellige warmtebron.

Neanderthalers maakten volgens archeologen open vuren om zich aan op te warmen. Maar die vuren werden niet alleen gebruikt voor opwarming en gezelligheid. Het hield ook wilde beesten op afstand.

Ook toen de mens zich begon te vestigen in hutten bleef het open vuur de vaste verwarmingstechniek. In de hut werd een centraal vuur gemaakt. Hutten hadden een gat in het midden van het dak waardoor de rook naar buiten kon.

Op meer praktische verwarmingssystemen was het een hele tijd wachten. Volgens archeologisch onderzoek begon de mens zich pas rond 42 000 voor Christus te verwarmen aan vuur dat aan werd gehouden in een soort haard.

Neanderthalers in de buurt van huidig Oekraïne zouden botten van mammoeten gebruikt hebben om de eerste haarden mee te bouwen.

Pas veel later, rond 6000 voor Christus zouden de eerste ‘echte’ huiselijke open haarden gebruikt worden in Turkije.

Velen zullen denken dan vloerverwarming iets van deze tijd is, maar dat blijkt totaal niet te kloppen. Zo’n 1000 jaar voor Christus waren er al woningen met vloerverwarming. Koreaanse huizen maakten gebruik van een soort stookplek die zich buiten de huismuren bevond.

Van de stookplek liep er een tunnel onder het huis door. Deze tunnel eindigde in een schouw aan de andere kant van het huis. De warmte van het vuur liep dus onder het huis door en verwarmde daar een laag warmtedragende stenen, die op hun beurt de vloer verwarmden.

Zulke Koreaanse vloerverwarmingen noemt men Ondols.

Ondol verwarming

Ook de Romeinen in de Oudheid hadden een soort vloerverwarming. De Romeinen bouwden hun huizen op pilaren. Dit maakte het mogelijk om rechtstreeks onder de woningen vuur te stoken, zonder dat de rook het huis binnenkwam. Zo’n verwarmingssysteem noemt men een Hypocaustum.

Hypocaustum verwarming

Na de val van het Romeinse Rijk verdween deze verwarmingstechniek en greep men in Europa veelvuldig terug naar de klassieke haard.

Rond 800 na Christus zouden de eerste stoven hun plaats innemen in woningen. Dit waren nog geen stoven zoals we die vandaag kennen, deze komen pas veel later.

De stoven van 800 na Christus zijn gemaakt uit klei. Ze zijn weinig efficiënt, maar wel aangesloten op een (voorloper van de) schouw. De haard blijft wel nog een hele tijd het meest gebruikte verwarmingssysteem.

Door de jaren heen werden de stoven uit klei efficiënter en besteedde men meer aandacht aan de optimale bouw van schouwen, échte schoorstenen. Op het einde van de middeleeuwen begon de stoof de rol van populairste verwarmingssysteem dan ook over te nemen.

Het is echter pas op het einde van de Nieuwe Tijd, in de 17e eeuw, dat zowat elke woning resoluut voor een stoof koos. Een grote oorzaak hiervan is een uitvinding van Benjamin Franklin: de Franklin Stove. Ook andere uitvinders innoveerden en verbeterden de stoof.

Dit resulteerde in een snelle evolutie van de tot dan toe vaak inefficiënte, onveilige stoof. Ze werd gemakkelijker te bedienen en veiliger. Steeds meer begon de stoof te lijken op de stoof die we vandaag kennen.

Eerste stoof

Toen op het einde van de 19e eeuw grote karren en auto’s hun intrede maakten, kon men massaal fossiele brandstoffen transporteren. Dit zorgde ervoor dat men minder vaak hout ging gebruiken om de stoof mee te verwarmen.

Dit zou nog jarenlang gebruikt worden. Vandaag kunnen we ons uiteraard niet indenken dat we een stoof vol pikzwarte steenkool gooien om ons aan op te warmen.

Verwarming op stenkool

Ongeveer gelijklopend met de opkomst van steenkool als verwarmingsbron, zagen nog twee andere verwarmingssystemen het levenslicht.

In Rusland werd de radiator uitgevonden, terwijl Thomas Edison de elektrische verwarming op poten zette. Vooral de radiatoren kenden een groot succes. Het gebruik van heet water of stoom om kamers op te warmen was erg innovatief. Al was er wat bezorgdheid omtrent de veiligheid ervan.

Na de burgeroorlog in Amerika (1861 – 1865) werd de radiator ook over de oceaan populairder. Grote gebouwen als het Witte Huis hadden vaak al verwarmingssystemen op stoom. Nu volgden ook de particuliere woningen. Al werkten die vaak op een systeem met een lagere druk, uit veiligheidsoverwegingen.

De verwarmingssector innoveerde zich steeds meer. Er kwamen meer warmtebronnen en verwarmingssystemen op de markt. Mensen moesten dus een keuze gaan maken over welke verwarmingsmethode nu de beste was.

Er bestonden 2 grote soorten verwarmingssystemen: die met een boiler en die met een soort fornuis. Als energiebron of rechtstreekse warmtebron kon men onder meer kiezen uit olie, propaan, natuurlijk gas en elektriciteit.

Ook warmtepompen staken toen al een neus aan het venster. Net als de moderne warmtepompen van vandaag maakten deze gebruik van het warmteverschil tussen de lucht binnen en de lucht buiten.

Men kon uiteraard ook nog steeds kiezen voor een klassieke houthaard, maar dit was net als vandaag eerder voor de sfeer en gezelligheid.

Ook vandaag is er een enorm aanbod van verschillende verwarmingssystemen. Al zien we wel dat de markt zich toespitst naar de duurzame methoden. Warmtepompen, zonnepanelen, warmtepompboilers en zonneboilers nemen het over van gas- en stookolieketels.

Verwacht wordt dat we de komende jaren razendsnel zullen overschakelen op moderne, groene verwarmingssystemen. Overheden van over de hele wereld zijn deze overschakeling dan ook aan het faciliteren met allerhande premies en andere voordelen.

Deze groenere verwarmingssystemen kunnen met een minimum aan (vaak hernieuwbare) energie een flinke dosis warmte opwekken. Dat had je eens tegen de neanderthalers met hun open vuur moeten zeggen, of tegen de Koreanen en hun Ondols.

Dat gezegd zijnde, we weten uiteraard niet wat de toekomst brengt. Wie weet op welke manieren de mens zich over honderden jaren zal verwarmen. Misschien denkt men dan wel: “die mensen in 2023 waren knettergek, met hun warmtepompen en zonnepanelen!”.